Pagina: [1] [Terug]
Materieel 1940 DE 5
De Dieselvijf (DE5) is een type dieseltreinstel van de Nederlandse Spoorwegen, gebouwd tussen 1940 en 1941. Bij de Dieselvijf werd voortgebouwd op eerdere typen stroomlijnmaterieel, zoals de Dieseldrie die vanaf 1934 bij de Nederlandse Spoorwegen in gebruik was genomen als Mat '34. De dieseltreinstellen die in de 1940 werden gebouwd, bestonden uit een reeks vijfwagenstellen. Ten opzichte van de vorige serie had dit materieel een wat gewijzigde kopvorm, waarbij de ruiten van de machinistencabine groter waren. Deze kopvorm was in 1937 voor het eerst toegepast bij de omBC en zou ook te zien zijn bij de elektrische treinstellen Mat '40. Ook kon men (in het begin) door een glazen tussenwand "over de schouders" van de machinist meekijken, tot er een keer een ongeluk gebeurde waarvan de reizigers getuigen waren. Daarna werden deze tussenwanden dicht gemaakt. Techniek Technisch waren de dieselvijven ongeveer gelijk aan de dieseldrie, waarmee ze ook in treinschakeling konden rijden. Ze hadden echter een hogere maximumsnelheid van 160 km/h. Tijdens een proefrit werd zelfs 172 km/h gehaald, een uitzonderlijk hoge snelheid voor een dieseltrein uit die tijd. In normale dienst reden de DE5-en echter 140 km/h. Om deze hoge snelheid te bereiken hadden ze drie grote Maybach turbo-dieselmotoren (later vervangen door Werkspoor RUB 1612 motoren) die elk meer vermogen - 650 pk elk - hadden dan voorheen. Het remsysteem werd ook aangepast aan de hoge maximumsnelheid: hiertoe kregen de DE5-en hogedrukremmen en elektromagnetische railremmen onder de loopdraaistellen. Op elke dieselmotor was een hulpgenerator aangebracht voor de stuurstroom, het opladen van de batterijen en de verwarming en binnenverlichting. Tevens was op de eerste dieselmotor een motorgenerator aangebracht voor een constante 100 V spanning. Verder was er een 12 Volt circuit voor de seinverlichting en ruitverwarming, dat werd gevoed door een transformator. Iedere motor had een apart koelwatercircuit met een volautomatische oliekachel om het koelwater in de winter voor te verwarmen. De drie koelunits zaten onder de vloer van de motorwagen ter hoogte van de generatoren. De verwarming van de reizigerscompartimenten en cabines geschiedde zowel elektrisch als d.m.v. het koelwater. De verwarmingsinstallatie kon ook koude lucht blazen. Een andere bijzonderheid waren meldlampen voor remcontact en voor de railremmen die alleen uitgingen als alle remmen los waren of als alle railremmen opgetrokken waren. Indeling Ck-Coo-Co-MD(r)-ABk Ck: lengte 22,24 m, 2 derde klas afdelingen. Coo: lengte 17,61 m, 2 derde klas afdelingen, 2 toiletten. Co: lengte: 20,26 m, 1 derde klas afdeling en restauratie afdeling met tafels tussen de banken en buffet. MD: lengte 23,72 m, 2 drieassige draaistellen, Keuken, kleine bagageruimte, Motorruimte met langsgang, grote bagageruimte, conducteursruimte. ABk: lengte 25,10 m, 2e klas en 1e klas coupé's, 2 toiletten, open afdeling 2e klas. Lengte totaal: 108,93 m Lengte over koppeling: 109,63 m Gewicht Dienstvaardig ledig: 246 ton, beladen: 275 ton Max. Vermogen: 1950 pk, ~1435 kW Aantal zitplaatsen 1e klas: 11 Aantal zitplaatsen 2e klas: 38 Aantal zitplaatsen 3e klas: 216 Aantal staanplaatsen 1e en 2e klas: 30 Aantal staanplaatsen 3e klas: 70 Totaal aantal plaatsen: 365. Inzet De Dieselvijven waren geschikt voor een - zeker voor die tijd - hoge maximum snelheid van 160 km/h. Zij waren dan ook bedoeld voor het lange-afstandsverkeer op het nog slechts gedeeltelijk geëlektrificeerde spoorwegnet. Buiten het westen en midden van het land was nog nergens bovenleiding te vinden. Voor de nooit ingevoerde dienstregeling van 19 mei 1940 waren de DE5-en bestemd om dienst te doen tussen Groningen en het westen van het land. Ook waren zij bedoeld voor het internationale treinverkeer. Hiertoe hadden ze op de motorwagen de tekst: "Nederlandsche Spoorwegen" staan, en hadden ze een ingebouwde keuken. Als gevolg van de oorlogsomstandigheden in de Tweede Wereldoorlog kon het materieel na de bouw niet meteen in dienst gesteld worden. Door oorlogshandelingen en afvoer naar het oosten ging een deel van de nog nieuwe treinstellen al binnen enkele jaren verloren. De treinstelserie die na de oorlog uit de overgebleven rijtuigen werd geformeerd deed nog zo'n 25 jaar dienst. Twee stellen werden samengesteld uit twee overgebleven machinewagens met overtollige rijtuigbakken van het elektrische Mat '40. Voor het lange-afstandsverkeer waarvoor zij oorspronkelijk bedoeld waren, zijn de DE5-en eigenlijk nooit gebruikt, aangezien hiervoor in toenemende mate de elektrische tractie werd ingezet. In de jaren vijftig reden de Dieselvijven nog op de diensten Nijmegen Vlissingen en Venlo Den Haag, maar na de elektrificatie in 1956 was dat ook voorbij. Daarna sleten zij hun diensten op secundaire spoorlijnen, zoals Arnhem Winterswijk, Roermond Nijmegen Enschede en Amsterdam Hoorn Enkhuizen. Toen deze laatste lijn in 1974 werd geëlektrificeerd, ging dit materieel buiten dienst. Er is niets voor museumdoeleinden bewaard gebleven. Van de opvolger van de DE5, de DE4 (Nederlands-Zwitsers TEE-treinstel) is nog wel een gedeelte bewaard. De (niet bewaarde) motorwagen van een DE4 is gebaseerd op die van de DE5, echter met een verbeterde koeling. Serie:
Door verlies van treinstellen en rijtuigen als gevolg van oorlogsschade konden na het einde van de herstelperiode na de oorlog nog 12 treinstellen op de baan gebracht worden. Als gevolg van de geplande komst van de Blauwe Engelen werd de nummering hiervan in 1952 gewijzigd in 181-192. Eind 1953 kwamen nog in dienst de 196 en 197: bij deze twee DE5-en waren de C-rijtuigen afkomstig van de elektrische soortgenoten van de serie 800. De treinstellen zijn gebouwd door de drie Nederlandse fabrikanten uit die tijd:
Bronnen:
|