Pagina: [1] [Terug]
Materieel 1934 DE 3
In 1934 introduceerden de Nederlandse Spoorwegen de stroomlijnvorm met de dieselelektrische driewagentreinen die snelle diensten tussen de grote steden gingen verzorgen. Dit materieel werd bekend onder de naam Dieseldrie of Materieel '34. Het waren de eerste Nederlandse dieseltreinstellen. Niet alleen de stroomlijnvorm was revolutionair, maar ook de lichtgrijze kleur (in plaats van het gebruikelijke olijfgroen) en de comfortabele inrichting, ook in de derde klasse, sprak tot de verbeelding. Nieuw voor Nederland waren ook de automatische Scharfenbergkoppelingen. Daardoor konden de treinstellen snel worden aan- en afgekoppeld en in treinschakeling rijden met twee of meer exemplaren, later ook met de dieselvijf. Vanaf 15 mei 1934 werden deze treinstellen ingezet op de nog niet geëlektrificeerde hoofdspoorlijnen in het midden van het land (het zogenaamde Middennet). De inzet verliep niet vlekkeloos (wegens motorenproblemen), zodat enige tijd stoomlocomotieven van de serie NS 3700 (spottend Stoomdiesels genoemd) moesten inspringen. Vier jaar later werden de dieseldrieën hier afgelost door hun elektrische soortgenoten, waarna zij verhuisden naar andere niet-elektrische hoofdverbindingen. Het uiterlijk van het elektrische Materieel '35 en Materieel '36 was afgeleid van de diesel-drie. Als gevolg van de oorlogsomstandigheden in de Tweede Wereldoorlog kon het materieel wegens brandstofgebrek niet meer ingezet worden. Door oorlogshandelingen en afvoer naar het oosten ging een deel van de treinstellen verloren. De treinstelserie die na de oorlog werd geformeerd deed nog zo'n 15 jaar dienst. De 'oude dieseldrieën' deden in de jaren vijftig nog voornamelijk dienst op niet-geëlektrificeerde secundaire spoorlijnen. Begin jaren zestig werden zij daar vervangen door de 'nieuwe dieseldrieën', type Plan U. De laatste treinstellen Mat '34 gingen in 1964 buiten dienst. Een exemplaar, treinstel 27, bleef als museumstel bewaard in de collectie van het Nederlands Spoorwegmuseum te Utrecht. In de oorspronkelijke lichtgrijze uitvoering, maar niet rijvaardig, is het daar nog steeds te bewonderen als revolutionaire innovatie in het reizen in Nederland in de jaren dertig. Serie/parkgrootte:
De treinstellen zijn gebouwd door de drie Nederlandse fabrikanten uit die tijd:
De treinstellen 36 40 werden voorzien van Ganz-motoren (Hongaars bedrijf) die in licentie door Stork in Hengelo waren gebouwd. De andere stellen kregen Maybach-motoren (uit Duitsland). Na de oorlog werd een aantal treinstellen voorzien van nieuwe(re) Werkspoor-motoren. De overgebleven motorwagens met Maybach-motoren werden eind jaren vijftig, begin zestig als eersten afgevoerd, steeds gecombineerd met twee koprijtuigen die aan hun revisietermijn toe waren. Gewijzigde nummering: De stellen zouden genummerd worden van 1 t/m 40. Toen begin 1934 de aflevering was gevorderd tot 6, kwam men tot de bevinding dat de lage nummers 1, 2 en 3 bij de reizigers wel eens verwarring zouden kunnen veroorzaken, omdat men de stellen zou kunnen zien als een 1e-, 2e- of 3e-klas treinstel. Daarom werd besloten de al rijdende en nog in dienst te stellen treinstellen 1 t/m 10 om te nummeren in 41 t/m 50. Zo werd de serie dus genummerd 11 t/m 50, waarvan nummer 41, de voormalige 1, het eerstgebouwde was. Bronnen:
|